Coöperatief werken

Op de PWA maken we gebruik van coöperatief leren om de kwaliteit van het onderwijs te vergroten. Aan coöperatief leren kan een aantal vaardigheden gekoppeld worden. Leerlingen kunnen van elkaar leren, niet alleen kennis maar ook vaardigheden. Leerlingen leren veel van voordoen, samendoen en nadoen (modeling). Leerlingen brengen hun gedachten onder woorden, leren argumenteren, passen hun ‘waarheid’ aan door nieuwe inzichten en verbindingen.

Kinderen willen graag samenwerken. Wanneer een leerkracht een vrije samenwerkingsopdracht geeft, kiezen leerlingen vaak een vriendje of vriendinnetje om in tweetallen aan de taak te werken.

Samenwerkend leren is een bewust in te zetten instrument voor de leraar om bijvoorbeeld samenwerkingsvaardigheden aan te leren. Een leraar pakt samenwerkend leren gestructureerd aan, waardoor het meer diepgang en kwaliteit krijgt. Samenwerkend leren kan in tweetallen, maar ook in viertallen.

Het coöperatief leren kent 4 basiskenmerken:

Gelijke deelname: Elk leerling heeft een eigen inbreng. Er is geregeld hoe groot de deelname van iedere leerling is op basis van gelijkwaardigheid.

Individuele verantwoordelijkheid:  De leerlingen weten dat ze ook individueel verantwoordelijk zijn. Elke leerling in de groep moet na afloop kunnen vertellen hoe het proces verlopen is en wat zijn eigen bijdrage is geweest aan het eindresultaat.

Positieve wederzijdse afhankelijkheid: De leerlingen moeten het gevoel hebben elkaar nodig te hebben bij de samenwerkingsopdracht. Zij weten dat ze elkaar nodig hebben om een activiteit met succes uit te kunnen voeren. De leerlingen hebben een groepsdoel en dat doel kan alleen maar bereikt worden, wanneer elk groepslid een bijdrage levert.

Simultane actie: Doordat alle leerlingen actief bij de opdrachten betrokken zijn, wisselen de leerlingen kennis, ideeën en informatie uit. Bovendien ontdekken zij dat ze samen meer weten dan alleen. Het is belangrijk dat alle leerlingen aan de beurt komen.